Virtuele reis

Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Valenciennes

Valenciennes (in het Nederlands ook bekend als Valencijn) heeft net als andere steden aan de Schelde zoals Kamerijk (Cambrai), Doornik (Tournai), Gent, Antwerpen en de Zeeuwse steden een rijk cultuurhistorisch verleden. De oude industriestad is met meer dan 40.000 inwoners onderdeel van een stedelijke agglomeratie van meer dan 300.000 inwoners en behoort tot de grotere stedelijke regio rond Lille (Rijsel).

In de tiende eeuw was Valenciennes als vestingstad het centrum van een markgraafschap van het Duitse rijk, het was tot ca. 1045 in handen van de graven van Vlaanderen. Na een rebellie werd het graaf Boudewijn V ontnomen en kort daarop verwierven de graven van Bergen (Mons) het markgraafschap. Vanaf 1071 werd Valenciennes de hoofdstad van het nieuwgevormde graafschap Henegouwen. De plaats kreeg in 1114 stadsrechten. Na een strijd tegen de eigen graaf bezegelde Valenciennes in 1323 samen met de Henegouwse steden Mons (Bergen), Mabeuge, Binche en samen met Hollandse en Zeeuwse steden Dordrecht, Zierikzee, Middelburg, Delft, Leiden and Haarlem de Vrede van Parijs.

Plaats van herinnering: Valenciennes

Valenciennes (in het Nederlands ook bekend als Valencijn) heeft net als andere steden aan de Schelde zoals Kamerijk (Cambrai), Doornik (Tournai), Gent, Antwerpen en de Zeeuwse steden een rijk cultuurhistorisch verleden. De oude industriestad is met meer dan 40.000 inwoners onderdeel van een stedelijke agglomeratie van meer dan 300.000 inwoners en behoort tot de grotere stedelijke regio rond Lille (Rijsel).

Valenciennes

In de tiende eeuw was Valenciennes als vestingstad het centrum van een markgraafschap van het Duitse rijk, het was tot ca. 1045 in handen van de graven van Vlaanderen. Na een rebellie werd het graaf Boudewijn V ontnomen en kort daarop verwierven de graven van Bergen (Mons) het markgraafschap. Vanaf 1071 werd Valenciennes de hoofdstad van het nieuwgevormde graafschap Henegouwen. De plaats kreeg in 1114 stadsrechten. Na een strijd tegen de eigen graaf bezegelde Valenciennes in 1323 samen met de Henegouwse steden Mons (Bergen), Mabeuge, Binche en samen met Hollandse en Zeeuwse steden Dordrecht, Zierikzee, Middelburg, Delft, Leiden and Haarlem de Vrede van Parijs.

Vestingstad van het noorden

Aan het eind van de twaalfde eeuw werden de graven van Henegouwen ook graaf van Vlaanderen. Boudewijn VI was graaf van Vlaanderen en van Henegouwen, en was van 1204-1205 de eerste keizer van het Latijnse Keizerrijk van Constantinopel. Zijn dochters Johanna van Constantinopel en Margaretha van Constantinopel zouden na hem over de twee graafschappen regeren. Johanna werd als gravin van Vlaanderen in 1217 de medestichter van Middelburg in Zeeland. Na de dood van Margaretha regeerden haar afstammelingen, de Avesnes-familie, uit haar eerste (ontbonden) huwelijk van 1280 tot 1356 over het graafschap Henegouwen. Deze familie verkreeg in 1299 ook het graafschap Holland, en in 1323 zouden ze ook de graventitel van Zeeland verwerven. Nadat het graafschap Henegouwen eerst deel uitmaakt van de Bourgondische Nederlanden, wordt de stad in 1677 door Lodewijk XIV veroverd, en met de Vrede van Nijmegen van 1678 wordt de stad definitief Frans. Met de fortificaties van Vauban wordt Valenciennes dan een van de belangrijkste Franse vestingsteden van het noorden van het koninkrijk.

Industrieel centrum

Valenciennes ligt op de plek waar de rivieren de Rhonelle en de Schelde (l’Escaut) samenvloeien. In de dertiende en veertiende eeuw wordt de stad regelmatig overstroomd door de Schelde. Zoals in zoveel steden in de Schelderegio werd de economie van de stad bepaald door de textielproductie (lakenwevers) en handel (vooral wijn- en graanhandel). De economie van de stad maakte in de zestiende en zeventiende eeuw een lange transitiefase door, eerst met de ontwikkeling van de beroemde Valencienneskant. In de vroege achttiende eeuw werden er kolenmijnen geopend; in 1734 werd de Compagnie des mines d’Anzin opgericht. De Schelde tussen Kamerijk en Valenciennes wordt in 1769 gekanaliseerd, waarna de kolenhandel, een nieuwe textielindustrie en de productie van porselein tot ontwikkeling komen. Valenciennes werd zo in de negentiende en twintigste eeuw een van de belangrijke industriële centra van Frankrijk.

Athene van het Noorden

De stad wordt sinds 1860 ook wel het Athene van het Noorden genoemd vanwege het aantal in de stad opgeleide kunstenaars die een ‘Prix de Rome’ hebben ontvangen. De graven van Henegouwen maakten van de stad hun woonplaats, en er kwam zo vanaf de dertiende eeuw een rijke literaire en historiografische traditie tot ontwikkeling die tot in de vroege zestiende eeuw standhield. Ca. 1337 werd Jean Froissart, de grote kroniekschrijver van de Honderdjarige oorlog, in de stad geboren, hij zal er ook zijn opgeleid. Valenciennes ontwikkelde ook een schilderkunstige traditie, vooral in de zeventiende en achttiende eeuw, zoals te zien is in het Museum voor Schone Kunsten van Valenciennes, dat ook een grote collectie ‘Vlaamse’ meesters bezit.

Historische duiding

Door de grote ontwikkelingen die de stad vanaf de zeventiende eeuw doormaakte zijn sporen uit de middeleeuwen wat moeilijker te vinden. Verschillende belegeringen en bombardementen en een grote brand in de Tweede Wereldoorlog als gevolg van een Duits bombardement in 1940 vernietigden delen van de oude stad. De enige kerk die nog uit die periode dateert is de kerk van Saint Géry, gebouwd in de eerste helft van de dertiende eeuw als kloosterkerk voor de Franciscanen. De kerk heeft twaalf blauwe stenen pilaren die de twaalf apostelen voorstellen en een houten gewelf. In 1851 werd aan de kerk een belfort toegevoegd. De kerk werd na een bombardement in 1944 herbouwd. De grote basiliek in het hart van de stad stamt uit dezelfde periode als het belfort en is gebouwd tussen 1852 en 1864. De toren van Dodenne is een vestingwerk uit de veertiende eeuw. In de stad bevindt zich ook nog een houten huis uit de zestiende eeuw dat ‘maison espagnole’ wordt genoemd omdat het stamt uit de tijd dat Valenciennes tot Habsburgse Nederlanden behoorde.

De eerste graven van Henegouwen werden begraven in Saint Géry, de kerk van de franciscanen, terwijl de latere graven werden bijgezet in de (verdwenen) dominicanerkerk. Buiten de stad bevindt zich nog een archeologisch park op de plek waar zich de abdij van Fontenelle bevond. In de abdijkerk werd in 1342 Johanna van Valois bijgezet. Ze had zich daar teruggetrokken na de dood van haar echtgenoot, Willem van Avesnes, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland, en heer van Friesland (in Nederland bekend als Willem III). Zij was dus de eerste rechtmatige gravin van Zeeland. Terwijl Johanna zich in de abdij had teruggetrokken werd die in 1340 door de Fransen in brand gestoken in de Honderdjarige oorlog. Haar dochter Philippa van Engeland verbleef toen in Gent. Haar broer Filips IV was koning van Frankrijk. Haar andere dochter, Margaretha, was in 1324 gehuwd met Lodewijk de Beier, de Roomskoning. Ze werd na de dood van haar Johanna’s zoon Willem IV, haar broer, in 1345 gravin. In Holland ontstonden al snel opvolgingstwisten met haar zoon Willem V, de eerste Hoekse- en Kabeljauwse twisten. Willem zou haar in 1356 opvolgen als graaf.

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Lille

In het Nederlands wordt deze stad Rijsel genoemd, maar ze staat vooral bekend onder haar Franse naam, Lille. Vandaag is de stad een van de belangrijkstee verkeerscentra van Noordwest-Europa. Het is een knooppunt van snelwegen en kent één van de belangrijkste (inter)nationale spoorwegstations van Frankrijk: Lille Europe. Bovendien ligt op nog geen vijftien minuten van het stadscentrum een internationale luchthaven: Lille-Lesquin. Lille wordt ook wel het Parijs van het Noorden genoemd. De stad heeft nu meer dan 200.000 inwoners en is onderdeel van een grote stedelijke agglomeratie met meer dan een miljoen inwoners.

De naam van de stad is afgeleid van de plaatsaanduiding ‘Ad Insulam’, wat ‘op/bij het eiland’ betekent. Dat werd in het Oudfrans vertaald als à l’isle en in het Middelnederlands als ter IJsel. De stad vormde zich inderdaad op een eiland in de rivier de Deule. De stad is waarschijnlijk ontstaan uit een villa van de graven van Vlaanderen die uitgroeide tot het castellum Islense. De stad Lille/Rijsel werd in de elfde eeuw gesticht door Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, die ook wel Boudewijn van Rijsel wordt genoemd. Hij verwierf de (zuidelijke) Zeeuwse eilanden en de gebieden langs de Schelde die later Rijks-Vlaanderen zouden vormen, en was tijdelijk ook graaf van Henegouwen. Boudewijn V werd begraven in de Sint Pietersabdij te Gent.

Plaats van herinnering: Lille

Lille: Stad op een eiland

In het Nederlands wordt deze stad Rijsel genoemd, maar ze staat vooral bekend onder haar Franse naam, Lille. Vandaag is de stad een van de belangrijkstee verkeerscentra van Noordwest-Europa. Het is een knooppunt van snelwegen en kent één van de belangrijkste (inter)nationale spoorwegstations van Frankrijk: Lille Europe. Bovendien ligt op nog geen vijftien minuten van het stadscentrum een internationale luchthaven: Lille-Lesquin. Lille wordt ook wel het Parijs van het Noorden genoemd. De stad heeft nu meer dan 200.000 inwoners en is onderdeel van een grote stedelijke agglomeratie met meer dan een miljoen inwoners.

Lille

De naam van de stad is afgeleid van de plaatsaanduiding ‘Ad Insulam’, wat ‘op/bij het eiland’ betekent. Dat werd in het Oudfrans vertaald als à l’isle en in het Middelnederlands als ter IJsel. De stad vormde zich inderdaad op een eiland in de rivier de Deule. De stad is waarschijnlijk ontstaan uit een villa van de graven van Vlaanderen die uitgroeide tot het castellum Islense. De stad Lille/Rijsel werd in de elfde eeuw gesticht door Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, die ook wel Boudewijn van Rijsel wordt genoemd. Hij verwierf de (zuidelijke) Zeeuwse eilanden en de gebieden langs de Schelde die later Rijks-Vlaanderen zouden vormen, en was tijdelijk ook graaf van Henegouwen. Boudewijn V werd begraven in de Sint Pietersabdij te Gent.

Franstalige handelsstad

Lille werd de hoofdstad van het zuidelijk deel van het graafschap Vlaanderen. De stad was vanaf het begin Franstalig maar lag in de vroege middeleeuwen nog op de taalgrens. In de twaalfde eeuw werd het omliggende gebied ook Franstalig. Lille werd verschillende keren door de Fransen veroverd maar werd in 1369 als huwelijksgift geschonken aan Philips de Stoute, de graaf van Vlaanderen uit het Bourgondische Huis. In 1667 werd Lille door de troepen van Lodewijk XIV veroverd, en nadat de Nederlanders de stad korte tijd in handen hadden, werd Lille bij het Verdrag van Utrecht van 1713 definitief Frans. Na de Franse Revolutie werd Lille de hoofdstad van het Département du Nord.

Lille werd een van de belangrijkste handelssteden van de middeleeuwse Lage Landen. Zoals de steden in de Schelderegio had de stad een belangrijke textielindustrie, de lakenweverij. Na een grote crisis in lakenindustrie rond 1330 begon het handelskapitaal van de stad de textielindustrie vanuit de stad op het platteland te organiseren. Er werd in de vijftiende en zestiende eeuw ook steeds meer geïnvesteerd in lange-afstandshandel, steeds vaker ook via Antwerpen. Daarnaast werden in de stad belangrijke instellingen van het Vlaamse graafschap opgericht. Hoewel het protestantisme begin zestiende eeuw doordrong in Lille bleef de stad zeer katholiek-gezind, ondanks pogingen van de calvinisten om haar in handen te krijgen. In 1579 sloot Lille zich aan bij de Unie van Atrecht. Na de overgang naar de Fransen in 1667 bouwde Vauban er een grote citadel, en later werd de stad fors uitgebreid met nieuwe huizen en bouwprojecten. In de negentiende eeuw kende Lille net als andere noord-Franse steden een snelle industrialisatie in de textielindustrie, met steenkolenwinning in omgeving. De stad kreeg de bijnaam ‘Manchester van Frankrijk’ en werd ook een centrum van het Franse socialisme. Door de grote crisissen van de twintigste eeuw (1929 en 1980) stortte de industrie in. Na jaren van grote werkeloosheid richt Lille zich sinds 2000 steeds meer op de dienstensector.

Vieux Lille en de Vrede van Parijs

Lille is een prachtige stad. ‘Vieux Lille’ telt prachtige oude straatjes met monumenten die herinneren aan het handelsverleden van de stad. De Rue de la Monnaie is een van de oudste straten. Eerst bekend als de Rue Saint-Pierre maar na de bouw van het Hôtel de la Monnaie in 1685 kreeg de straat zijn huidige naam. In de elfde eeuw was dit de hoofdstraat van het castellum. De oorspronkelijke naam was verbonden met de kerk van Saint-Pierre die in 1066 werd ingewijd. De kerk werd na de Franse Revolutie afgebroken. De straat wordt al genoemd in een schenkingsoorkonde van Boudewijn V. Met zijn vele historische gevels is het nu een van de drukste winkelstraten van Lille. De Porte de Paris is een stadspoort die tussen 1685 en 1692 werd gebouwd. De poort staat symbool voor de verovering van de stad door Lodewijk XIV in 1667. Deze Vlaamse stad met Parijse kenmerken heeft veel kenmerken gemeen met de steden van de Schelderegio. Zo telt Lille een 101-meter hoog belfort. Het is een van de 56 belforten van de regio. De moderne toren is in 1932 gebouwd nadat het oude stadhuis van Lille door brand was verwoest.

Hoewel de stad Lille als hoofdstad van zuidelijk Vlaanderen niet mee onderhandelde over het Verdrag van Parijs van 1323 is de naam van de stad toch onlosmakelijk met deze vrede verbonden. In deze stad wordt immers het bezegelde exemplaar van de Vrede van Parijs bewaard dat afkomstig is uit het archief van de graaf van Vlaanderen. Dat van de graaf van Henegouwen is verdwenen. Het perkamenten document bevindt zich nu onder het nummer Musée 12 in de Archives Départementale du Nord. Dit archief is niet alleen van belang voor de Franse geschiedenis maar via de archieven van de Vlaamse graven, ook voor de geschiedenis van de Schelderegio (inclusief Zeeland).

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Doornik

De oude bisschopsstad Doornik (Tournai) ligt aan de Schelde in de provincie Henegouwen in het Picardische gedeelte van Wallonië. De stad ligt dus in het Franstalige deel van België. In Doornik vonden in 1322 de onderhandelingen plaats die leidden tot de Vrede van Parijs van 1323. De bisschopsstad lag in het Franse Koninkrijk, aan de Schelde, op de grens tussen het grondgebied van de Vlaamse graaf en de graaf van Henegouwen, de twee strijdende partijen. De onderhandelingen vonden wellicht plaats in het bisschoppelijk paleis.

Doornik lag als Franse stad ook aan de grens van het Heilige Roomse Rijk, het Duitse keizerrijk. Terwijl het graafschap Vlaanderen tot het Franse koninkrijk behoorde, lag Henegouwen in het Duitse rijk. Tijdens de onderhandelingen in Doornik bemiddelde de Franse koning tussen graaf Lodewijk I van Vlaanderen en graaf Willem III van Henegouwen, die ook graaf was van Holland, en vanaf 1323 ook van Zeeland. In het Scheldegebied kwam een groot aantal bisdommen samen: Kamerrijk (Cambrai), Atrecht (Arras), Terwaan (Thérouanne) en Doornik vanuit het zuiden, en Utrecht vanuit het Noorden (de Zeeuwse eilanden en de Vier Ambachten behoorden tot Utrecht). Het bisdom Doornik strekte zich uit tot het land van Waas, Gent, Brugge, Sluis en Rijsel (Lille).

Plaats van herinnering: Doornik

Doornik: plaats van onderhandelingen

De oude bisschopsstad Doornik (Tournai) ligt aan de Schelde in de provincie Henegouwen in het Picardische gedeelte van Wallonië. De stad ligt dus in het Franstalige deel van België. In Doornik vonden in 1322 de onderhandelingen plaats die leidden tot de Vrede van Parijs van 1323. De bisschopsstad lag in het Franse Koninkrijk, aan de Schelde, op de grens tussen het grondgebied van de Vlaamse graaf en de graaf van Henegouwen, de twee strijdende partijen. De onderhandelingen vonden wellicht plaats in het bisschoppelijk paleis.

Doornik lag als Franse stad ook aan de grens van het Heilige Roomse Rijk, het Duitse keizerrijk. Terwijl het graafschap Vlaanderen tot het Franse koninkrijk behoorde, lag Henegouwen in het Duitse rijk. Tijdens de onderhandelingen in Doornik bemiddelde de Franse koning tussen graaf Lodewijk I van Vlaanderen en graaf Willem III van Henegouwen, die ook graaf was van Holland, en vanaf 1323 ook van Zeeland. In het Scheldegebied kwam een groot aantal bisdommen samen: Kamerrijk (Cambrai), Atrecht (Arras), Terwaan (Thérouanne) en Doornik vanuit het zuiden, en Utrecht vanuit het Noorden (de Zeeuwse eilanden en de Vier Ambachten behoorden tot Utrecht). Het bisdom Doornik strekte zich uit tot het land van Waas, Gent, Brugge, Sluis en Rijsel (Lille).

Honderd klokkentorens en vierhond klokken

De prachtige stad Doornik met zijn romeinse resten en vele middeleeuwse kerken ligt op 100 kilometer van de Nederlandse grens. Het wordt de stad met honderd klokkentorens en vierhonderd klokken genoemd. Doornik is met Tongeren een van de oudste steden van België. De stad kende een eerste bloeiperiode in de eerste en tweede eeuw na Christus. De Schelde loopt dwars door de oude binnenstad, met kaaien met namen die vol verwijzingen zitten naar de oude ambachten en industrieën van de stad: Quai des Salines (zoutziederijen), Quai Taille-Pierres (Steenhouwers), Quai du Marché au Poisson (vismarkt), Quai Poissonceaux (kleine vissen). Ook is de stad de geboorteplaats van Clovis, de eerste koning der Franken die alle Frankische stammen verenigde en waaruit het latere Frankrijk ontstond.

De Onze-Lieve-Vrouwekerk

In Doornik staat een van de oudste kathedralen van de Nederlanden, de Onze-Lieve-Vrouwekerk, door Unesco erkent als werelderfgoed. De kathedraal staat enigszins verscholen in de straten, maar sta je voor het gebouw, dan is de aanblik majestueus. Het driebeukige romaanse schip werd gebouwd in de eerste helft van de twaalfde eeuw, het transept heeft vijf zeer in het oog springende torens. Van verre zijn die vijf torens ook al te zien. De kathedraal heeft een lengte van maar liefst 134 meter, is 66 meter breed, en is daarmee een van de langste van België. Het enorme gotische koor van de kerk uit de dertiende eeuw is gebouwd van Doornikse steen, een zwartblauwe, gelaagde kalksteensoort die door verwering grijs wordt. Het koor werd karakteristiek voor de Scheldegotiek.

Binnenin de kerk is er een zee van ruimte. Opgravingen laten resten uit de Romeinse tijd zien en de kerk pronkt met beelden en schilderijen, onder andere het meesterwerk van de beroemde Antwerpse schilder Pieter Paul Rubens, de Bevrijding van de Geesten uit het Vagevuur uit 1635. Een prachtig doksaal uit 1573, ontworpen door de Antwerpse kunstenaar Cornelis Floris de Vriendt, scheidt het romaanse schip van het gotische koor. De schatkamer van de kathedraal telt vijf zalen vol kunstschatten, met het oudste wandtapijt van Europa de zogenaamde ‘tapisserie d’Arras’, de originele kazuifel van aartsbisschop Thomas Becket, en een reliekschrijn uit 1205, die bekend staat als een van de zeven ‘wonderen van België’.

Doornik telt vele kerken. Aan de Grote Markt staat bijvoorbeeld de Sint-Kwintenskerk (Eglise Saint Quentin). De oudste, romaanse delen van de kerk stammen uit de twaalfde eeuw. De bouw van de gotische koorkomgang met drie kapellen werd rond 1470 gefinancierd door de schatrijke koopman en tapijtwever Pasquier Grenier. Na zijn dood in 1493 werd een monument opgericht in zijn grafkapel in de Sint-Kwintenskerk. Een aan hem toegeschreven tapijt, De Volwassenheid van Alexander de Grote, bevindt zich in de Villa del Principe te Genua. Doornik vormde samen met Parijs en Atrecht de oorsprong van de tapijtweverij in het middeleeuwse Europa, later werd hun leidende rol overgenomen door andere in of om de Schelderegio liggende steden zoals Brussel, Mechelen, Antwerpen, Leuven en Rijsel. Het tapijtmuseum TAMAT vertelt het verhaal van de oude, beroemde tapijtenindustrie in de oude Scheldestad Doornik.

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Kortrijk

Iedereen in Vlaanderen kent de Guldensporenslag uit het begin van de veertiende eeuw. Terwijl de Vlaamse graaf en zijn twee oudste zonen door de Franse koning waren gegijzeld, versloeg op 11 juli 1302 bij Kortrijk een Vlaams leger van vooral boeren en ambachtslieden een Frans ridderleger. Het Vlaamse leger, dat te voet ging, had de beschikking over pieken, hellebaarden en goedendags. Het Franse leger had boogschutters en vele ridders te paard met hun lansen. De Zeeuwse edelman Jan van Renesse was een van de aanvoerders van de Vlaamse troepen. Door gebruik te maken van slimme strategieën en de moerassige ondergrond versloegen de Vlamingen het Franse ridderleger. Op het slagveld verzamelden zij de gulden sporen van de Franse ridders, die zij als oorlogstrofeeën ophingen in de kerk in Kortrijk. De Vlaamse overwinning schokte Europa.

De Guldensporenslag werd mede dankzij de roman van Hendrik Conscience in de Vlaamse beweging van de negentiende eeuw belangrijk in de Vlaamse natievorming. Sinds 1973 is 11 juli de nationale feestdag van Vlaanderen. De Guldensporenslag leidde niet alleen tot de terugtrekking van de Franse troepen uit Vlaanderen, maar had gevolgen voor de hele Schelderegio. Want de overwinning gaf aan de Vlaamse graaf, of eigenlijk aan zijn zoon Gwijde van Namen, de kans de strijd aan te binden met de graaf van Henegouwen. Wellicht was het doel om zowel Henegouwen als Zeeland in handen te krijgen. Want na aanvallen in Henegouwen vielen de Vlamingen in 1303 vanuit Sluis Zeeland binnen, ze veroverden Middelburg en rukten op naar Zierikzee. Het resultaat van de Guldensporenslag was een Vlaamse invasie in Zeeland, Holland en zelfs Utrecht.

Plaats van herinnering: Kortrijk

1302: De Guldensporenslag

Iedereen in Vlaanderen kent de Guldensporenslag uit het begin van de veertiende eeuw. Terwijl de Vlaamse graaf en zijn twee oudste zonen door de Franse koning waren gegijzeld, versloeg op 11 juli 1302 bij Kortrijk een Vlaams leger van vooral boeren en ambachtslieden een Frans ridderleger. Het Vlaamse leger, dat te voet ging, had de beschikking over pieken, hellebaarden en goedendags. Het Franse leger had boogschutters en vele ridders te paard met hun lansen. De Zeeuwse edelman Jan van Renesse was een van de aanvoerders van de Vlaamse troepen. Door gebruik te maken van slimme strategieën en de moerassige ondergrond versloegen de Vlamingen het Franse ridderleger. Op het slagveld verzamelden zij de gulden sporen van de Franse ridders, die zij als oorlogstrofeeën ophingen in de kerk in Kortrijk. De Vlaamse overwinning schokte Europa.

De Guldensporenslag werd mede dankzij de roman van Hendrik Conscience in de Vlaamse beweging van de negentiende eeuw belangrijk in de Vlaamse natievorming. Sinds 1973 is 11 juli de nationale feestdag van Vlaanderen. De Guldensporenslag leidde niet alleen tot de terugtrekking van de Franse troepen uit Vlaanderen, maar had gevolgen voor de hele Schelderegio. Want de overwinning gaf aan de Vlaamse graaf, of eigenlijk aan zijn zoon Gwijde van Namen, de kans de strijd aan te binden met de graaf van Henegouwen. Wellicht was het doel om zowel Henegouwen als Zeeland in handen te krijgen. Want na aanvallen in Henegouwen vielen de Vlamingen in 1303 vanuit Sluis Zeeland binnen, ze veroverden Middelburg en rukten op naar Zierikzee. Het resultaat van de Guldensporenslag was een Vlaamse invasie in Zeeland, Holland en zelfs Utrecht.

Het Belfort van Kortrijk

De Guldensporenslag is multimediaal te beleven in de twaalfde-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwekerk van Kortrijk, sfeervol ingeklemd in een wirwar van straten in de oude binnenstad. De toegang tot de kerk ligt door het ontbreken van een kerkplein wat verstopt. De tentoonstelling vertelt met een rijkdom aan artefacten en multimedia het verhaal over de slag. In de Gravenkapel is in 51 nissen een reeks portretten van de Vlaamse graven afgebeeld. In de kapel wordt door een prachtige beeldprojectie elk half uur op onderhoudende manier het verhaal van de Guldensporenslag van 11 juli 1302 verteld.

Unesco Werelderfgoed van Kortrijk

Op iets meer dan vijfhonderd meter van de kerk bevindt zich het Groeningepark, de plek buiten de muren van Kortrijk, waar de Guldensporenslag eeuwen geleden plaatsvond. In het park is een herdenkingsmonument aan de slag gewijd. Maar het mooie Kortrijk heeft meer te bieden dat herinneringen oproept aan de dertiende en veertiende eeuw. Twee kenmerkende monumenten zijn door Unesco erkend als Werelderfgoed: het Begijnhof en het Belfort.

Het Begijnhof bevindt zich nagenoeg om de hoek van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het werd in 1238 gesticht door Johanna van Constantinopel, de gravin van Henegouwen en Vlaanderen die in 1217 samen met de Hollandse graaf Middelburg stichtte. Een negentiende-eeuws standbeeld herdenkt op deze plek de gravin die in 1244 stierf in Marquette, in de buurt van Rijsel. Net als elders is het Kortrijkse Begijnhof een ommuurd gebied met een of meerdere toegangspoorten. Individuele en gemeenschappelijke woningen van begijnen groeperen zich rond een kerk of kapel. In het Begijnhof van Kortrijk vertelt een bezoekerscentrum het verhaal van de begijnen.

Het Belfort van Kortrijk dateert uit 1307. Het bovenste gedeelte met vier prachtige puntige torentjes en achtenveertig klokken is later toegevoegd. Het Belfort staat wat geïsoleerd midden op de Grote Markt. Dat was niet altijd zo. Het Belfort was ooit onderdeel van de lakenhal, de stapelplaats voor laken in Kortrijk, die er tot 1550 stond. De lakenindustrie was een van de belangrijkste industrieën die de grote steden van het middeleeuwse Vlaanderen rijk en machtig maakten.

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Middelburg

Aan het eind van de negende eeuw werden op Walcheren enkele ringwalburgen aangelegd, mogelijk als bescherming tegen de Vikingen: Domburg, Souburg en Middelburg. Middelburg zou zich in eeuwen daarna ontwikkelen tot het economische, religieuze, culturele en politieke hart van Walcheren. Binnen de ringwalburg van Middelburg werd in 1123 vanuit het West-Vlaamse Voormezele, nabij Ieper, een proosdij voor reguliere kanunniken gesticht, gewijd aan Maria. In 1227 sloot dit reguliere kapittel van Onze-Lieve-Vrouw zich aan bij de premonstranzer of norbertijner orde. Het werd een dochter-abdij van de Michielsabdij van Antwerpen. De abdij stond onder bijzondere bescherming van de graven van Holland, en allicht eerst ook die van Vlaanderen. De Hollandse graven verleenden de kloostergemeenschap vooral in de dertiende eeuw veel voorrechten. Zo groeide de Abdij van Middelburg uit tot een van de belangrijkste van de Lage Landen, vanaf 1559 bovendien de zetel van het nieuwgevormde bisdom van Zeeland, waarvan de abt bisschop werd.

Plaats van herinnering: Middelburg

Aan het eind van de negende eeuw werden op Walcheren enkele ringwalburgen aangelegd, mogelijk als bescherming tegen de Vikingen: Domburg, Souburg en Middelburg. Middelburg zou zich in eeuwen daarna ontwikkelen tot het economische, religieuze, culturele en politieke hart van Walcheren. Binnen de ringwalburg van Middelburg werd in 1123 vanuit het West-Vlaamse Voormezele, nabij Ieper, een proosdij voor reguliere kanunniken gesticht, gewijd aan Maria. In 1227 sloot dit reguliere kapittel van Onze-Lieve-Vrouw zich aan bij de premonstranzer of norbertijner orde. Het werd een dochter-abdij van de Michielsabdij van Antwerpen. De abdij stond onder bijzondere bescherming van de graven van Holland, en allicht eerst ook die van Vlaanderen. De Hollandse graven verleenden de kloostergemeenschap vooral in de dertiende eeuw veel voorrechten. Zo groeide de Abdij van Middelburg uit tot een van de belangrijkste van de Lage Landen, vanaf 1559 bovendien de zetel van het nieuwgevormde bisdom van Zeeland, waarvan de abt bisschop werd.

Van geestelijk-religieus naar bestuurlijk centrum

Vandaag is de Abdij van Middelburg het enige abdijencomplex in Nederland dat in een binnenstad is gelegen. Het paleisachtige geheel met zijn grote abdijtoren (de Lange Jan) en vele kleine torentjes drukt nog altijd een stempel op de historische binnenstad. Er heerst meestal een weldadige rust op het lommerrijke door een kring van gebouwen en poorten omgeven binnenplein. Het Abdijcomplex zorgt voor een sprookjesachtige sfeer die al sinds de negentiende eeuw een grote aantrekkingskracht heeft op bewoners en bezoekers van de stad. Door de aanwezigheid van een belangrijke en rijke abdij en de vele kloosters en kerken met hun kapittels was de macht van de geestelijkheid in het laatmiddeleeuwse Middelburg groot. Het karakter van de stad werd daardoor niet alleen getekend door de macht van de kooplieden en gilden, maar ook door die van de wereldlijke geestelijken en de religieuzen in hun kloosters. De abdij was het centrum van dat geestelijk-religieuze complex.

De rijke abt van Middelburg was een belangrijke grootgrondbezitter, met allerlei rechten in Zeeland en daarbuiten. Maar hij was vanaf de dertiende eeuw ook steeds meer een politiek figuur: hij behoorde tot de kring van raadgevers van de graven van Holland. Toen zich na de vorming van het graafschap in 1323 later in de veertiende eeuw een standenvergadering ontwikkelde van steden, adel en geestelijkheid, vertegenwoordigde de abt de Zeeuwse geestelijkheid. Het maakte van de abdij een geestelijk-religieus, intellectueel en cultureel maar ook een politiek centrum. Na de machtsovername in Middelburg door Willem van Oranje verlieten de geestelijken en de abt-bisschop de stad, ze namen vermoedelijk vele kerkschatten mee. De katholieke kerk en zijn religieuze leven werden verboden en de calvinisten namen het Middelburgse kerkelijke leven over. Het Abdijcomplex werd overgenomen door de prinsgezinde Staten van Zeeland (de koningsgezinde Staten zetelden nog een tijdlang formeel in Brussel).

Middelburg

Het abdijcomplex en zijn abdijkerken

Het abdijcomplex bestaat uit een groot aantal gebouwen waarin de provincie Zeeland en sinds 1972 het Zeeuws Museum gevestigd zijn. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bevond zich op het binnenplein een groot hotel, Hotel Bulterijs, dat in 1940 met de grote brand van Middelburg door oorlogsgeweld verdween. Bijzondere onderdelen van de abdij zijn de Statenzaal, het Prinsenlogement dat in 1254 voor de graaf van Holland werd gebouwd, een dertiende-eeuwse crypte en de kloostertuin. In de Statenzaal hingen tot aan de Tweede Wereldoorlog de beroemde Zeeuwse wandtapijten (van rond 1600) die verhalen van de zeeslagen op de Zeeuwse wateren in de jaren 1570. De tapijten zijn nu te zien in het Zeeuws Museum dat in een deel van de Abdij is gevestigd.

Belangrijke blikvangers van de Abdijgebouwen zijn twee kerken in Vlaamse baksteengotiek en de Abdijtoren van ledesteen (gewonnen in een gebied tussen de Schelde en de Dender ten zuidoosten van Gent). De Koorkerk en toren met imposante torenkapel zijn gebouwd in de vroege veertiende eeuw, en voltooid rond 1325. Mogelijk is de kerk in dat jaar ingewijd omdat de graaf van Zeeland in dit koor in 1325 een altaar sticht ter nagedachtenis van zijn voorouders die in de kerk begraven lagen. De Koorkerk verving een oudere, romaanse, abdijkerk, en was bedoeld als mausoleum voor deze leden van de grafelijke familie. De romaanse kerk werd afgebroken (al zijn in de noordwand van de Koorkerk, nu Wandelkerk genoemd nog delen van de oude muur te zien). In de tweede helft van de dertiende eeuw werd de Nieuwe of St. Nicolaas-Kerk gebouwd, voor de parochie die door de kloosterlingen werd bediend. Blijkens bodemvondsten moet een oudere parochiekerk haaks op de Lange Jan hebben gestaan, waar nu het plein is richting het naoorlogse hofje onder de abdij. De abdijkerken waren het religieuze centrum van de abdij en de abdijparochie, ze werden niet verheven tot kathedrale kerk van de stad toen de abt in 1559 bisschop werd. Dat werd de Noordmonster, een veertiende-eeuwse parochiekerk die stond waar nu het Hofplein is.

Graven en grafmonumenten

In de oude kloosterkerk waren in de loop van de tijd vijf leden van de grafelijke familie van Holland, de Gerulfingen, begraven. Als eerste werden bijgezet Ada van Huntingdon (ca. 1145-1204), de zus van de Schotse koningen Malcom IV en William I, en haar zoon Floris (van 1202 tot 1207 bisschop van Glasgow, in 1210 in de Middelburgse abdij overleden). In 1258 werd haar achterkleinzoon Floris de Voogd er bijgezet, nadat hij in Antwerpen tijdens een toernooi dodelijk was gewond. In 1266 werd Elisabeth van Brunswijk er bijgezet. Zij was de echtgenote van Willem II, de broer van Floris de Voogd, en Roomskoning, dat wil zeggen, door de Duitse vorsten gekozen koning van het Duitse Rijk. In 1282 vond Floris V het stoffelijk overschot van zijn vader Willem II die in 1256, kort voordat hij door de paus in Rome tot keizer zou worden gekroond, bij Hoogwoud door de Friezen was gedood. Hij was er verborgen in een boerderij. Zijn overblijfselen werden via Utrecht in een schrijn naar de Middelburgse abdijkerk gebracht en daar in het koor van de romaanse abdijkerk geplaatst.

In 1299 stierf met graaf Jan, de zoon van Floris V, het Hollandse Huis uit. Graaf Jan I werd opgevolgd door zijn oom, Jan II, graaf van Henegouwen, uit het Huis van Avesnes. Diens zoon, Willem III, gaf vermoedelijk de opdracht om de Middelburgse abdijkerk te vervangen door een groot gotisch gebouw met hoog oprijzende toren en ruime torenkapel. Vlakbij het hoogaltaar werd in de muur speciaal een nis uitgespaard voor de tombe van Floris de Voogd. De tombe wordt bedekt door een middeleeuws ridderbeeld, met het wapen van Holland. Lang is gedacht dat het om het graf van de Roomskoning, Willem II zou gaan, maar dat is zeker niet het geval. Bij de grote stadsbrand van 1492 is diens schrijn vermoedelijk verbrand. Rond 1540 werd speciaal voor de nagedachtenis aan de Roomskoning, zijn echtgenote, overgrootmoeder en haar zoon, aan de zuidkant van de Koorkerk, een groot monument opgericht. Waar zich dat precies bevonden heeft is (nog) niet bekend. Het is in 1568 jammerlijk verbrand, en nooit heropgericht.

De verwoesting van de abdij, haar kunstschatten en de Lange Jan

Delen van de Middelburgse abdij zijn sinds hun bouw verschillende keren door brand verwoest. Dat gebeurde bij de grote stadsbrand van 1492 die ook de beroemde bibliotheek van de abdij vernietigde, bij de brand van 1568, en bij de vernietigende stadsbrand van 17 mei 1940. Die ontstond als gevolg van de beschietingen tussen oprukkende Duitse troepen en terugtrekkende Franse troepen, toen Zeeland nog niet had gecapituleerd. In 1810 dreigde Napoleon de abdij af te breken, en in de negentiende eeuw trad het verval in. De abdij werd altijd groots gerestaureerd en verfraaid, en werd met zijn kerken, zijn toren met carillon en zijn Statenzaal met tapijten in de negentiende eeuw een trekpleister in het internationale cultuurtoerisme dat de stad voor de oorlog aandeed. Na de oorlog werd de abdij opnieuw herbouwd, en zo ook de abdijkerken. In de Koorkerk bevindt zich sindsdien als compensatie voor geleden oorlogsschade het Nicolaï-orgel, het oudste orgel van Nederland, uit 1479, gebouwd voor de Nicolaïkerk te Utrecht. In een afgescheiden deel van de Koorkerk bij de torenkapel, dat bekend staat als de Wandelkerk, bevindt zich het zeventiende-eeuwse admiraalsgraf van Rombout Verhulst voor de gebroeders Evertsen, dat uit de afgebroken Noordmonsterkerk kwam. Ook is er een herdenkingsplaquette te zien voor de in Middelburg overleden Abdoel Hamid, gezant van de sultan van Atjeh bij Prins Maurits.

Van de kunstschatten van de abdij is niets over. Nadat in 1492 een grote brand de abdij in de as legde, verbrandden in 1568 de abdijkerken nog eens. De Kruisafneming, het grote en beroemde altaarstuk van Jan Gossaert van Mabuse verbrandde mee, maar was het niet verbrand dan was het wel in 1574 ontmanteld. Het Antependium van Middelburg, het rijkgeborduurde kleed uit ongeveer 1518 dat de voorkant van het hoofdaltaar had bedekt, met een voorstelling van het Laatste Avondmaal, werd in 1574 meegenomen door de abt-bisschop. Het bevond zich eerst in de paleiskapel van de Nassaus in Brussel, kwam in handen van de norbertijner-abdij van Grimbergen en werd tenslotte eigendom van de Belgische staat. Het is nu te zien in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. In 1992 was het even terug in het Zeeuws Museum, waar zich nog altijd een paar andere teruggevonden restanten van het rijke patrimonium van de abdij bevinden. In de Koorkerk hingen ooit de wapenborden van de hoge edelen van de Nederlanden die in 1505 aanwezig waren op de kapittelvergadering van het Gulden Vlies in de Onze Lieve Vrouwe-abdij.

De achtkantige toren die met zijn witte gesteente bij zonlicht letterlijk schittert tegen de blauwe hemel, werd begin veertiende eeuw gebouwd om de status van de kerk als koninklijk mausoleum te benadrukken. Als nummer tien op de lijst van hoogste torens van Nederland rijst de Lange Jan, met zijn later opgebouwde spits met wereldberoemd carillon, met zijn nu meer dan 86 meter hoog boven de stad uit. Hij is vanaf vrijwel overal op Walcheren te zien.

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Westkapelle

Zichtbare overblijfselen uit de middeleeuwen zijn er in Westkapelle niet of nauwelijks te vinden. Toch is er één markant gebouw dat iedereen kent: de vuurtoren van Westkapelle. Sinds 1802 laat deze toren elke avond nog altijd zijn licht schijnen tot 37 kilometer ver. Voordat hij vuurtoren werd, was dit de toren van de Willibrorduskerk, de parochiekerk van de stad Westkapelle, gebouwd tussen 1458 en 1470. Sint Willibrord, ook wel bekend als de ‘apostel der Friezen’ was de Angelsaksische missionaris die in de zevende eeuw het christendom naar de Friezen bracht. Hij heeft een speciale betekenis in Westkapelle. Nog altijd is Willeboord een veel voorkomende naam in Westkapelle.

Plaats van herinnering: Westkapelle

Zichtbare overblijfselen uit de middeleeuwen zijn er in Westkapelle niet of nauwelijks te vinden. Toch is er één markant gebouw dat iedereen kent: de vuurtoren van Westkapelle. Sinds 1802 laat deze toren elke avond nog altijd zijn licht schijnen tot 37 kilometer ver. Voordat hij vuurtoren werd, was dit de toren van de Willibrorduskerk, de parochiekerk van de stad Westkapelle, gebouwd tussen 1458 en 1470. Sint Willibrord, ook wel bekend als de ‘apostel der Friezen’ was de Angelsaksische missionaris die in de zevende eeuw het christendom naar de Friezen bracht. Hij heeft een speciale betekenis in Westkapelle. Nog altijd is Willeboord een veel voorkomende naam in Westkapelle.

Willibrord en Westkapelle

Willibrord zou in 695 voet aan wal hebben gezet op Walichrum (Walcheren) om het christendom te verspreiden onder de inwoners van de kustgebieden langs de Noordzee, de Friezen. Walichrum was een belangrijke handelsplaats die ten noorden van het huidige Domburg lag. Vele muntvondsten uit de late zevende eeuw en achtste eeuw herinneren aan deze handelsfunctie. Walichrum werd in 837 geplunderd door de Vikingen, die vermoedelijk een machtsbasis in het gebied creëerden.
[][1] Na de ondergang van Walichrum kwamen Westkapelle en Domburg op als handelsplaats. In de monding van de Honte, de latere Westerschelde, voor de Walcherse kust lag het eiland Schooneveld. Er vormde zich zo een baai die goede beschutting gaf aan uit zee komende schepen om aan te leggen. Oud-Westkapelle dat buiten de huidige zeewering lag, legde zich toe op handel en visserij. De plaats dankt zijn naam aan de westelijke kapel, die omstreeks 1070 samen met de oostelijke kapel werd gesticht vanuit de Middelburgse Sint Maartenskerk, de voormalige Westmonsterkerk op de Markt in Middelburg. De kapellen in West- en Oostkapelle waren gewijd aan Sint-Willibrord. Westkapelle

Tot de overgang van het eiland Walcheren naar het kamp van de Prins van Oranje in de jaren 1572- 1574 was Westkapelle het centrum van de Willibrordverering. Na de overgang naar de Prins werd het eiland gedwongen gereformeerd, en werd de katholieke kerk verboden. Sinds de elfde eeuw werden in Westkapelle relieken van de heilige Willibrord vereerd, stukjes bot die waren geschonken door de Abdij van Echternach in Luxemburg, waar Willibrordus is gestorven en begraven. De abt van Echternach schreef in 1104 dat een met bloed besmeurd deel van een door Willibrord stukgeslagen heiligdom van de Friezen in de voet van het hoofdaltaar in Westkapelle was verwerkt.

1223: stadsrechten Westkapelle

In 1223 ontving Westkapelle samen met Domburg stadsrechten van de Hollandse graaf Floris IV. Deze stadsrechtverlening, die was gebaseerd op de stadsrechten van Middelburg, versterkte de conflicten tussen de Vlaamse graven en de Hollandse graven. De stadsrechten van Middelburg waren verleend door Johanna van Constantinopel, gravin van Henegouwen en Vlaanderen en Willem I, graaf van Holland. Margaretha van Constantinopel, die haar zus als gravin opvolgde, diende een lijst van klachten in bij de paus in Rome tegen de graaf van Holland. Daarin werd het eenzijdig verlenen van stadsrechten aan Domburg en Westkapelle ook opgesomd.
De pogingen van de Hollandse graven om in Zeeland onder het Vlaamse gezag uit te komen escaleerden in 1253. Een Vlaamse invasiemacht probeerde op 4 juli 1253 Walcheren te veroveren en landde bij Westkapelle. Het Hollandse leger onder leiding van Floris de Voogd, de broer van de Hollandse graaf Willem II, versloeg en vernederde het Vlaamse leger onder leiding van Guy van Dampierre, de zoon van de Henegouws-Vlaamse gravin. Nieuws over de slag verspreidde zich door het Duitse rijk. Het was een belangrijke overwinning voor Willem II, die zes jaar eerder was gekozen tot Rooms-koning, dat wil zeggen, koning van het Duitse rijk. Willem werd samen met zijn broer Floris begraven in het Romaanse koor, later in de gotische Koorkerk van de Abdij in Middelburg.

De kermis een eeuwenoude traditie

De Hollandse troepen hadden een doosje met relieken van Willibrord aan hun vaandel meegevoerd, om zijn steun in de slag af te smeken. Als dankbetuiging werd de overwinning ieder jaar op 4 juli herdacht met een processie. Die trok met de relieken van Willibrord van Westkapelle via Middelburg over het hele eiland Walcheren. De processie werd gevolgd door een kermis. Tot 1574. Toen werd de processie afgeschaft, maar de kermis is (vermoedelijk) blijven bestaan. Nog elk jaar wordt de kermis van Westkapelle elke eerste vrijdag na de eerste woensdag in juli georganiseerd. Westkapelle kent dus waarschijnlijk een levende traditie die terug te voeren is op de slag van 4 juli 1253, en zo de herinnering levend houdt aan de strijd om Zeeland tussen Vlamingen en Hollanders. Een unicum in Zeeland. De kermis van de achthonderd jaar oude stad staat bekend om zijn traditionele gaaischieten en het gezamenlijk zingen van oude volksliederen. Tradities die nog altijd leven.

Meer lezen
Andre van Dixhoorn Andre van Dixhoorn

Zierikzee

Zierikzee gelegen op het voormalige eiland Schouwen, is vandaag door een havenkanaal verbonden met de Oosterschelde, nu een zeearm maar in de middeleeuwen de monding van de Schelde. In de middeleeuwen groeide Zierikzee, rond 1217 gesticht door de Hollandse graven, uit tot een belangrijke handelsstad. Meekrap, zout, haring en laken werden belangrijke exportproducten. Handels- en vissersschepen voeren vanuit Zierikzee over de Noordzee, naar de Oostzee en de Middellandse zee.

De stad was in de middeleeuwen via een kort havenkanaal verbonden met de Gouwe. De Gouwe was het water dat de eilanden Schouwen en Duiveland van elkaar scheidde. Het was de verbinding tussen de Schelde en de Grevelingen, de vaarroute van de grote Vlaamse en Brabantse handelscentra naar de Rijnmonding. In de middeleeuwen noemde men de rivier die langs Zierikzee naar de Noordzee stroomde in het Latijn Scaldis en in het Middelnederlands Scelt, de latere Schelde. De nu gebruikte benamingen Ooster- en Westerschelde zijn het gevolg van de vorming van een nieuwe bestuurlijke indeling van Zeeland door de Hollandse graaf Floris V en veranderingen in de zeeroute naar Brabant, die sinds de late vijftiende eeuw steeds meer via de Honte (later de Westerschelde genoemd) liep.

Zierikzee aan de Schelde

Zierikzee gelegen op het voormalige eiland Schouwen, is vandaag door een havenkanaal verbonden met de Oosterschelde, nu een zeearm maar in de middeleeuwen de monding van de Schelde. In de middeleeuwen groeide Zierikzee, rond 1217 gesticht door de Hollandse graven, uit tot een belangrijke handelsstad. Meekrap, zout, haring en laken werden belangrijke exportproducten. Handels- en vissersschepen voeren vanuit Zierikzee over de Noordzee, naar de Oostzee en de Middellandse zee. De stad was in de middeleeuwen via een kort havenkanaal verbonden met de Gouwe. De Gouwe was het water dat de eilanden Schouwen en Duiveland van elkaar scheidde. Het was de verbinding tussen de Schelde en de Grevelingen, de vaarroute van de grote Vlaamse en Brabantse handelscentra naar de Rijnmonding. In de middeleeuwen noemde men de rivier die langs Zierikzee naar de Noordzee stroomde in het Latijn Scaldis en in het Middelnederlands Scelt, de latere Schelde. De nu gebruikte benamingen Ooster- en Westerschelde zijn het gevolg van de vorming van een nieuwe bestuurlijke indeling van Zeeland door de Hollandse graaf Floris V en veranderingen in de zeeroute naar Brabant, die sinds de late vijftiende eeuw steeds meer via de Honte (later de Westerschelde genoemd) liep.

Zierikzee

1304: De slag om Zierikzee

Bij de Vlaamse aanval op Holland in 1303 en 1304 werd Zierikzee een sleutelstad. Nadat ze Middelburg hadden veroverd probeerden de Vlamingen ook deze noordelijke Zeeuwse stad in handen te krijgen. Dat mislukte meerdere keren. Nadat ze in 1304 opnieuw het beleg rond de stad hadden geslagen, vond op de Gouwe één van de belangrijkste zeeslagen uit de middeleeuwen plaats tussen de Vlaamse vloot en de gecombineerde Hollands-Franse vloot. De Franse vloot werd aangevoerd door de Genuese edelman Rainero Grimaldi, die kort daarop de eerste admiraal van Frankrijk werd. In Zierikzee zelf herinnert niet veel meer aan de zeeslag, de Gouwe is ingepolderd. In zekere zin herinneren de middeleeuwse poorten van Zierikzee (hoewel van na de Vlaamse aanval) aan de beroemde strijd.

Het belang van de zeeslag weerklonk in een veertiende-eeuwse Florentijnse kroniek, geschreven door een bankier die rond 1300 naar Vlaanderen was gereisd. Het boek werd in de zestiende eeuw gedrukt en werd zo de bron voor een reeks fresco’s in een Genuees palazzo ter herinnering aan de slag bij Zierikzee van 1304. De fresco’s van het plafond in de grote zaal op de tweede verdieping van het Palazzo Spinola di Pellicceria in Genua dateren uit begin zeventiende eeuw. Het palazzo was eind zestiende eeuw gebouwd. Francesco Grimaldi wilde daarmee de gedachtenis aan de roemruchte daden van de Grimaldi-familie vastleggen. De fresco’s zijn vandaag nog te bewonderen.

De poorten van Zierikzee

Schouwen en Duiveland werden één eiland dankzij een dam die in 1610 werd gebouwd. Van de ingepolderde Gouwe is in het landschap bij Zierikzee niet gemakkelijk iets terug te vinden. Ter nagedachtenis aan de zeeslag heeft de Stichting Vrienden Erfgoed Zierikzee een fietsroute ontwikkeld waardoor het mogelijk is langs de oude oevers van de Gouwe te fietsen (https://ap.lc/ccK4o).

Zierikzee is nu een kleine stad met bijna twaalfduizend inwoners en bijna zeshonderd monumenten. Het stadje met zijn middeleeuwse sfeer ligt aan de Oosterschelde die inmiddels faam verworven heeft als Nationaal Park en als bron voor oesters, mosselen en kreeft die in het hele Scheldegebied beroemd zijn. Wie nu via de Zeelandbrug over de Oosterschelde heen aankomt ziet van ver het herkenbare silhouet van Zierikzee opdoemen met de grote nooit afgebouwde stompe toren, de pompeuze kerk, de prachtige torens van de Nobelpoort en van het stadhuis en de molen. Wie nu een plattegrond van de stad bekijkt of de stad doorwandelt zal de binnenstad met zijn middeleeuwse stratenpatroon opvallen. Hoewel de oude stadsmuren zijn vervangen door een omwalling roepen de oude middeleeuwse poorten, de grachten en wallen toch herinneringen op aan de verdedigingswerken die in 1303 en 1304 de Vlaamse aanvalswerktuigen wisten te weerstaan. De muur had destijds tal van halfronde muurtorens en zes poorten. Nog altijd staan in Zierikzee drie van de(latere) middeleeuwse poorten fier overeind: de Nobelpoort, en de Noordhavenpoort en de Zuidhavenpoort. Samen met de poorten van de oude Hanzestad Kampen een unicum in Nederland.

De Nobelpoort was de noordelijke toegang tot de stad. De poort met de prachtige opvallende ronde torens is goed zichtbaar voor wie de stad vanaf de N59 nadert. Veel mooier is het om of vanuit de stad of via de omwalling naar het poortgebouw te lopen. Dit is de meest volledige stadspoort uit het eerste kwart van de veertiende eeuw, onderdeel van een verbetering van de verdedigingswerken na de strijd met de Vlamingen van 1304. Het gebouw bestaat uit een fors rechthoekig bouwblok van ongeveer elf bij elf en een halve meter, geflankeerd door twee ronde torens, die een diameter hebben van zes meter, op de hoeken aan de veldzijde. De torens zijn vijfendertig meter hoog. De poort heeft twee zware eiken poortdeuren die voorzien zijn van vele smeedijzeren spijkers.

De Zuidhavenpoort en de Noordhavenpoort vormen samen het verdedigingscomplex van de toegang vanuit de stad tot de haven. Ze hebben met hun torens, dikke ommuring, de bovenloop, woongedeelten en een ophaalbrug voor en achter de poort, een kasteelachtig karakter. Dit was de entree vanaf de Gouwe naar de stad en de binnenhaven die achter beide poorten ligt. De middeleeuwse sfeer die de poorten oproepen kenmerkt de hele schilderachtige binnenstad met zijn middeleeuwse stratenpatroon, met gevels die veelal uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw stammen. De bloeiperiode van de stad kwam ten einde met de Franse invasie van 1795. Het dromerige karakter van de oude binnenstad is aan de stilstand die volgde te danken.

Meer lezen